Denkt u nog aan de kindsdelen?
11 - 10 -2018
Bij het overlijden van een langstlevende ouder is het interessant om na te gaan of er nog sprake is van een kindsdeel uit de erfenis van de ouder die als eerste is overleden.
Dit kan een belangrijke invloed hebben op de hoogte van de erfenis van de langstlevende. Ook kan het van belang zijn om vóór het overlijden van de langstlevende ouder stil te staan bij een dergelijke vordering en om de verjaringstermijn tijdig te stuiten.
In de meeste gevallen moeten kinderen bij overlijden van de eerste ouder wachten op hun gedeelte van de erfenis totdat de langstlevende ouder overlijdt. De kinderen zitten in de “wachtkamer”. Dat ‘wachten’ kan lang duren, waardoor op het moment dat de langstlevende ouder overlijdt niet meer altijd wordt gedacht aan het kindsdeel.
Als alleen dezelfde kinderen de erfgenamen zijn van de langstlevende ouder en de verhoudingen goed zijn, hoeft het vergeten van kindsdelen niet problematisch te zijn. De kinderen delen dan doorgaans feitelijk de nalatenschap die de langstlevende ‘over’ laat (geen aandacht wordt hier nu besteed aan het feit dat dit voor de hoogte van de erfbelasting in de nalatenschap van de langstlevende ouder echter wel een gemiste kans is).
Het kan echter minder soepel verlopen, bijvoorbeeld als de langstlevende een nieuwe partner heeft gekregen, of als de erfgenamen bij de langstlevende ouder niet dezelfde zijn als degenen die de vordering hebben. Stelt u zich de volgende situaties eens voor.
Moeder overleed in 1993 en had een langstlevende testament waardoor haar dochter een vordering had gekregen op haar vader. In het testament van moeder was bepaald dat het kindsdeel onder andere opeisbaar werd als vader ging samenwonen. Vader ging in 1994 samenwonen met zijn nieuwe vriendin en overleed in 2014. Na het overlijden van vader maakte de dochter bij de vriendin van vader aanspraak op haar kindsdeel uit moeders’ nalatenschap. De vriendin deed echter een beroep op verjaring. De rechtbank was het eens met de vriendin, omdat inmiddels de verjaringstermijn was verstreken sinds dochter het kindsdeel bij vader kon opeisen. De verjaringstermijn begon namelijk te lopen vanaf het moment dat vader was gaan samen wonen, dat was het moment waarop de dochter betaling van haar kindsdeel had kunnen opeisen. De dochter had dit kunnen voorkomen door de verjaringstermijn schriftelijk te “stuiten”.
Er bestaat nog een ander risico met betrekking tot kindsdelen dat interessant is in de praktijk.
Zoals gezegd is het kindsdeel een vordering van een kind op de langstlevende ouder.
Als de langstlevende overlijdt, moeten zijn/haar erfgenamen voor betaling van het kindsdeel zorgen.
Het kindsdeel is – na het overlijden van de langstlevende – een schuld in zijn of haar nalatenschap. Als de nalatenschap van de langstlevende negatief is, kan dit voor problemen zorgen voor de erfgenamen van de langstlevende.
Stel vader overlijdt als eerste. Moeder, zoon en dochter zijn erfgenamen. Het kindsdeel is pas opeisbaar bij overlijden van moeder. Na het overlijden van vader raken moeder en zoon gebrouilleerd. Moeder onterft haar zoon. Dochter is enig erfgename en aanvaardt de erfenis van moeder zuiver. Als de erfenis van moeder te laag is om het kindsdeel van zoon te voldoen, kan de zoon voor zijn kindsdeel verhaal halen bij zijn zus, in beginsel op haar privévermogen!
Het gevolg zou kunnen zijn dat de onterfde zoon beter af is dan zijn zus.
Kan de zus bij ontdekking van deze feiten nog een beroep doen op het bestaan van een onverwachte schuld waardoor zij alsnog beneficiair zou kunnen aanvaarden? Dat lijkt onwaarschijnlijk. De zus had een zelfde vordering, dus had van het bestaan kunnen weten, waardoor deze niet een onverwachte schuld in de nalatenschap van moeder is.
Voormelde voorbeelden zijn uit het leven gegrepen. Nalatenschappen blijven een onderwerp in de rechtspraak en tevens een onuitputtelijk onderwerp om een column aan te wijden.